Lumen vertoont drie films van Yasujirō Ozu, over wie de Duitse regisseur Wim Wenders eens zei: ‘Voor mij is nooit eerder en nooit later meer cinema zo dicht bij zijn essentie gekomen.’
Shoji heeft een saaie baan op een kantoor in Tokio. Hij beleeft een korte affaire met ‘Goudvis’, een typiste op zijn kantoor die net als hij onderdeel is van een groep forensen die elke dag dezelfde trein neemt. Zijn vrouw Masako komt erachter en vertrekt naar een vriendin. Shoji accepteert een overplaatsing naar een afgelegen vestiging van zijn bedrijf. Masako reist hem achterna en ze spreken af een nieuwe start te maken.
Early Spring gaat net als The Flavor of Green Tea over Rice over een huwelijkscrisis die aan het eind wordt opgelost, alleen is het echtpaar hier veel jonger (in de lente van hun leven) en het bedrog serieuzer. Of het líjkt serieuzer. Het weglaten van belangrijke gebeurtenissen, een typisch kenmerk van Ozu, wordt in deze film ver doorgevoerd. We zien Shoji en ‘Goudvis’ na hun onenightstand, maar het is onduidelijk in hoeverre ze de affaire voortzetten. Wij krijgen er alleen informatie uit de tweede hand over: roddels van collega’s, observaties van Shoji’s vrouw. Dat maakt Early Spring tot een film waarin de waarheid niet direct duidelijk is.
Opvallend in Early Spring is de kritische blik op het leven van ‘salarymen’, de mannen met een kantoorbaan. Bij een reünie van vrienden uit het leger zeggen enkelen dat Shoji het met zijn baan maar goed voor elkaar heeft. Shoji antwoordt dat zij tenminste een ambacht hebben, terwijl hij zo ingeruild kan worden voor een andere kantoorwerker. In een café vertelt een man die binnenkort met pensioen gaat dat hij 31 lange jaren heeft gewerkt om vervolgens te ontdekken dat het leven leeg is. En Shoji’s mentor legt uit dat het leven in een bedrijf koud kan zijn en dat een goed privéleven kostbaar is. Visueel wordt het kantoorleven verbeeld met opnamen van bureaus, ladeblokken en kasten, het ene beeld nog onpersoonlijker dan het andere. Van Ozu wordt vaak gezegd dat hij conservatief was, maar deze film laat een ander beeld zien.
‘Als er zoiets is als de heilige graal van de cinema, is dat voor mij het werk van de Japanse regisseur Yasujirō Ozu,’ zo begint Wim Wenders zijn documentaire Tokyo-Ga (1985). Yasujirō Ozu (1903-1963) maakte 54 films: zwijgende films in de jaren twintig, zwart-witfilms van de jaren dertig tot en met vijftig, en aan het eind van zijn carrière zes kleurenfilms. In een sobere filmstijl vertelt hij keer op keer een eenvoudig, tot de essentie teruggebracht verhaal over eenzelfde groep mensen (de Japanse middenklasse) in dezelfde stad (Tokio). Hoewel hij wordt gezien als de ‘meest Japanse van alle Japanse filmmakers’, zijn zijn films tegelijkertijd universeel. Zoals Wenders zegt: ‘Ik herken in zijn films alle gezinnen in alle landen van de wereld, inclusief mijn ouders, mijn broer en mijzelf.’ EYE brengt nu drie van Ozu’s latere zwart-witfilms uit. Lumen vertoont deze in april.